Tijdens de online koffietafel van vrijdag 2 juli j.l. zijn alle actuele ontwikkelingen rondom de Wet Transparantie Maatschappelijke Organisaties (WTMO) ter sprake gekomen, zie ook SBF reactie Nota Wijziging WTMO. Jurist Peter Goes (o.a. werkzaam bij (Stichting De Verre Bergen) was een van de sprekers tijdens deze bijeenkomst en hij deelde zijn analyse van dit wetsvoorstel op persoonlijke titel. De 6 kernpunten van deze analyse willen wij graag met alle FIN-leden delen:
1. De WTMO is niet nodig want er zijn al genoeg effectieve andere instrumenten:
a. De Raad van State heeft aangegeven dat er al 12 bestaande maatregelen zijn waarmee geheel of gedeeltelijk dezelfde gepercipieerde onderliggende problematiek bestreden kan worden.
b. De Raad van State geeft aan dat er al een aantal overheidsorganisaties actief is om het gepercipieerde onderliggende probleem te bestrijden. Te denken valt aan de AIVD, de Belastingdienst, de Financial Intelligence Unit en de Taskforce Problematisch Gedrag & Ongewenste Buitenlandse Financiering.
2. De WTMO is niet nodig want er is geen wijdverbreid probleem van financiering van 'ongewenst gedrag':
a. Het WODC heeft eind 2020 een rapport uitgebracht getiteld: 'Onderzoek naar buitenlandse financiering van religieuze instellingen in Nederland'. Uit dit onderzoek is niet gebleken dat er sprake is van zodanige financiering van religieuze instellingen dat daardoor ongewenste beïnvloeding in Nederland plaatsvindt.
b. Bij de eerste behandeling van de WTMO in de Tweede Kamer, merken de leden van D-66 het volgende op over het rapport van de POBOC* : 'Voornoemde leden zetten vraagtekens bij de ruimte die is genomen bij het opstellen van de maatregelen. Waar we op basis van de POCOB kunnen stellen dat er minder dan 25 religieuze instellingen zijn waar ongewenste beïnvloeding op één of andere manier voorkomt, lijkt het niet proportioneel om wetgeving in te stellen voor zo’n 357.000 maatschappelijke organisaties.'
* Parlementaire ondervragingscommissie naar ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen
3. Het is onduidelijk aan welke normen getoetst gaat worden onder de WTMO:
a. Een rechtstatelijke democratie is niet een staat waar de meerderheid het absoluut voor het zeggen heeft en de norm stelt, maar waar de minderheid juist behoorlijk beschermd is tegen die absolute macht van de meerderheid. Dat betekent dus dat er ruimte moet zijn om ongewenste meningen te mogen uiten en ongewenst gedrag te mogen vertonen.
b. De minister stelt in de toelichting dat de (gewijzigde) WTMO grondrechten inperkt. Juist als dat bij wet geschiedt, zullen de gebruikte termen zeer precies, consistent en begrijpelijk voor de gewone, niet juridisch geschoolde burger moeten zijn. Juist ook in dit geval waarbij een regeling wordt opgelegd die ruim 357.000 maatschappelijke organisaties en hun besturen raakt.
c. Greenpeace in haar inzending: 'Maar het is essentieel dat het voor ons volstrekt duidelijk is op basis van welke criteria de rechter tot het oordeel van (dreiging van) ondermijning van de rechtsstaat kan komen. Met andere woorden: op basis waarvan kan de rechter tot het oordeel komen dat ‘aannemelijk’ is dat de Nederlandse democratische rechtsstaat wordt ondermijnd? En hoe wordt gewaarborgd dat de rechter tot een goede afweging komt?'
4. De WTMO met de laatste wijziging geeft het OM de mogelijkheid om maatschappelijke organisaties hun rechtsbescherming grotendeels af te nemen of deze te omzeilen:
a. Er is een civielrechtelijk instrument ingezet met een strafrechtelijke sanctie. Daarmee omzeilt de minister (voor rechtsbescherming!) de rechtsbescherming die in het strafrecht is opgenomen voor verdachten en die ook voor rechtspersonen geldt. Door nu een civielrechtelijke weg te kiezen, kunnen de desbetreffende maatschappelijke organisaties deze bescherming niet inroepen. Een belangrijk beginsel in het strafrecht is bijvoorbeeld het nemo tenetur beginsel; men kan niet gedwongen worden om aan de eigen veroordeling mee te werken.
b. Een maatschappelijke organisatie kan geen beroep doen op gefinancierde rechtsbijstand. Aldus zullen minder vermogende maatschappelijke organisaties grote problemen hebben om zich tegen de macht van de overheid (in casu het OM), te verdedigen.
c. Het OM kan en zal dus eerst conservatoir beslag leggen en vervolgens een bodemprocedure instellen. Door het beslag kan de maatschappelijke organisatie haar advocaat niet betalen en zal de verdediging dus mager zijn. Bovendien zijn de maatregelen uitvoerbaar bij voorraad, zodat ook een hoger beroep niet gefinancierd kan worden.
5. Geadviseerde grondige en systematische analyses hebben nooit plaatsgevonden:
De Raad van State heeft de minister geadviseerd eerst grondige en systematische analyses te doen naar de gepercipieerde problematiek en de reeds bestaande maatregelen. Die analyses hebben nooit plaatsgevonden.
6. Greenpeace in haar inzending:
'Ons meest fundamentele tegenargument is in dit verband gelegen in het feit dat het wetsvoorstel nergens een definitie geeft van de term ‘ondermijning van de democratische rechtstaat’. Als we bovendien de voorbeelden lezen die in de toelichting worden gegeven, dan rijst de vrees dat zelfs al een zeer ver verwijderd verband al genoeg zou zijn om activiteiten, ideeën enz. als ‘in strijd met de democratische rechtsstaat’ aan te merken.'
• Klik hier om het volledige memo na te lezen.
• Klik hier voor de reactie van de SBF op de Nota van wijziging Wet Transparantie Maatschappelijke Organisaties.
• Lees hier de brief van Greenpeace aan het Ministerie van Justitie.
Heeft u naar aanleiding hiervan nog vragen? Neemt u dan contact met ons op!