column van Rien van Gendt
Even versimpeld voorgesteld: wanneer een gever een donatie doet van €100 aan Greenpeace dan is er een belastingaftrek waardoor de gever niet €100 betaalt maar bijvoorbeeld slechts €75. Greenpeace als begiftigde krijgt uiteraard €100 van de gever. Als de giftenaftrek wordt ingeruild voor een geefsubsidie, ontvangt Greenpeace van de gever €75 en voegt de overheid daar €25 subsidie aan toe. In beide gevallen ontvangt de begiftigde dus €100. Waarom is het dan toch ‘Alle hens aan dek’? Omdat er volgens mij twee grote bezwaren kleven aan geefsubsidies.
Wordt de subsidie verstrekt zolang aan het ANBI-criterium is voldaan?
Allereerst veronderstelt het systeem van geefsubsidies dat de overheid deze subsidies als een soort automatisme geeft aan de begiftigde, dat wil zeggen zonder een vorm van toetsing. Zolang de begiftigde, bijvoorbeeld Greenpeace of de Dierenambulance een ANBI-status heeft, wordt de donatie van de gever tot een bepaald percentage ge’matched’ door de overheid. De overheid stelt dus geen aanvullende eisen aan de begiftigden en onderwerpt organisaties zoals Greenpeace en de Dierenambulance niet aan een toetsing met andere criteria buiten de ANBI-status van de begiftigden.
Mijn eerste grote bezwaar tegen geefsubsidies is dat na een wittebrood periode van een dergelijk nieuw systeem, zal blijken dat de overheid zich niet aan haar woord houdt en politieke eisen zal gaan stellen aan deze geefsubsidies. De overheid heeft vaak een archaïsch beeld van de filantropie: het doen van donaties aan al de goede zaken (kinderen in achterstandsituaties, culturele manifestaties, de voedselbank, de dierenambulance) die niet als controversieel worden gezien en die de overheid ook zelf had kunnen subsidiëren maar dat om allerlei redenen niet volledig kan of wil doen. Of die de overheid niet ziet als haar primaire taak maar het wel op prijs stelt dat particuliere gevers voorzien in een maatschappelijke behoefte. De overheid juicht deze rol van gevers uiteraard toe, want het gaat om suppletie (privaat geld als aanvulling op publiek geld) of om substitutie (privaat geld in plaats van publiek geld). In beide gevallen zal er weinig behoefte zijn bij de overheid om andere eisen te stellen aan de geefsubsidie. Dus dat zit wel snor.
Of komen er politieke eisen bij ‘controversiële’ donaties?
Maar wat is de situatie als begiftigden met hun ANBI-status de volstrekt legitieme rol spelen van criticaster van de overheid, de luis in de pels; als zij inhoud geven aan het belangrijke principe van ‘macht en tegenmacht’. De overheid heeft niet het monopolie op algemeen nut en zij zou die rol van maatschappelijke organisaties niet alleen moeten tolereren maar zelfs moeten koesteren. Het is een verworvenheid van onze democratie dat maatschappelijke organisaties (de begiftigden van privaat geld zoals milieuorganisaties, mensenrechtenorganisaties en organisaties die onderzoeksjournalistiek bedrijven) de overheid scherp houden, controversiële onderwerpen op de agenda kunnen zetten of met maatschappelijk durfkapitaal initiatieven kunnen ontwikkelen die de overheid nog niet op het vizier heeft. Mijn bezwaar tegen geefsubsidies is dat zij snel kunnen verworden fot een instrument van de overheid om daar politieke eisen aan te gaan stellen. Dat gevaar is levensgroot aanwezig als de overheid in plaats van giftenaftrek aan de gever geefsubsidies gaat verstrekken.
De onafhankelijkheid van maatschappelijke organisaties in het gedrang
Mijn tweede grote bezwaar zal ik kort houden maar het versterkt wel de intensiteit van de ernst van mijn eerste bezwaar. Voor de maatschappelijke organisaties die de ontvangers zijn van particuliere donaties is het nogal een verschil of de bijdrage van de overheid wordt geregeld via een belastingvoordeel dat zit geïncorporeerd in de private donatie of dat de maatschappelijke organisatie nu een geefsubsidie krijgt van de overheid. Sommige maatschappelijke organisaties koesteren hun onafhankelijkheid en terecht. Zij willen helemaal geen bijdrage van de overheid ontvangen, zelfs niet als daar geen eisen aan worden gesteld. Dit is niet alleen een principieel punt maar ook een praktisch punt. Immers een geefsubsidie van de overheid kan hen zelfs belemmeren in de fundraising activiteiten, die van hen worden verwacht en die zij moeten doen.
Elke 7 jaar een discussie over giftenaftrek?
Grote bezwaren tegen geefsubsidies zijn dus: de politieke eisen die gekoppeld kunnen gaan worden aan deze subsidies; en de onafhankelijkheid van maatschappelijke organisaties die ter discussie staat zelfs als de overheid geen eisen zou stellen aan de geefsubsidies.
In 2017 vond ook een evaluatie plaats van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de giftenaftrek. Het lijkt mij een goed idee om de discussies die toen werden gevoerd weer eens af te stoffen en opnieuw te bekijken, want veel argumenten zijn nog steeds erg valide.
Ik kijk uit naar het volgende rapport van de overheid over dezelfde problematiek in 2031. After all: 7 is een bijzonder getal. We kunnen de periodieke discussie over giftenaftrek toevoegen aan de zeven hoofdzondes en de zeven plagen.
bron: De Dikke Blauwe