Opiniestuk van Peter Goes in de Volkskrant van 17 augustus
In juli verscheen het rapport van de Europese Unie over rechtsbescherming in alle lidstaten. Er is ook een hoofdstuk gewijd aan Nederland. Onze minister voor Rechtsbescherming, Sander Dekker, krijgt het voor elkaar om negatieve punten te scoren in dat rapport. De enige negatieve punten voor Nederland welteverstaan. Het betreft twee wetsvoorstellen die onder zijn verantwoordelijkheid in ons parlement worden behandeld.
Ondanks kritiek van de Raad van State is de Wet toezicht maatschappelijke organisaties (Wtmo) ingediend. Het doel is om donaties te verbieden aan organisaties waar ongewenste beïnvloeding plaatsvindt. Er is geen bewijs voor een noodzaak voor de invoering van de Wtmo. Er zijn in Nederland bijna 360 duizend maatschappelijke organisaties (kerken, verenigingen en stichtingen). Deze zijn van essentieel belang voor de samenhang van en in onze maatschappij: sportclubs, godsdienstige en humanitaire organisaties, buurtverenigingen en goede doelen, om er een paar te noemen.
Ingrijpende gevolgen
In de Tweede Kamer is bij de behandeling van de Wtmo opgemerkt dat uit het onderzoek van de parlementaire ondervragingscommissie naar ongewenste beïnvloeding gebleken is dat er minder dan 25 religieuze instellingen zijn waar ongewenste beïnvloeding op een of andere manier voorkomt. Er worden drie voorbeelden uitgelicht: Stichting as-Soennah, Stichting alFitrah en Islamitische Stichting Nederland (ISN). Bij alle drie de voorbeelden bleek de overheid al voldoende informatie te hebben om nader onderzoek naar deze stichtingen te verantwoorden. Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), het kennisinstituut voor het ministerie van Justitie en Veiligheid, heeft geen bewijs voor beïnvloeding gevonden. Het is dus niet proportioneel om de bijna 360.000 goedwillende maatschappelijke organisaties met dit soort wetgeving op te zadelen.
Nu is echter een wijziging voorgesteld van de Wtmo met nog ingrijpender gevolgen. De wijziging van de Wtmo geeft het Openbaar Ministerie (OM) de mogelijkheid om maatschappelijke organisaties hun rechtsbescherming grotendeels af te nemen of deze te omzeilen door rechtstreeks in te grijpen in de geldstromen van maatschappelijke organisaties. Er wordt een civielrechtelijk instrument ingezet met een strafrechtelijke sanctie. Daarmee omzeilt de minister (voor Rechtsbescherming!) de rechtsbescherming die in het strafrecht is opgenomen voor verdachten en die ook voor rechtspersonen geldt.
Ongewenst gedrag
Door deze weg te kiezen, kunnen maatschappelijke organisaties deze bescherming niet inroepen. Mindervermogende maatschappelijke organisaties zullen grote problemen hebben om zich tegen de macht van de overheid (het OM), te verdedigen. Daarnaast kan en zal het OM eerst beslag leggen en vervolgens een procedure instellen. Door het beslag kan de maatschappelijke organisatie haar advocaat niet betalen en zal de verdediging dus mager zijn.
De gronden waarop deze middelen ingezet kunnen worden, zijn ruim omschreven en laten veel mogelijkheden aan de overheid om maatschappelijke organisaties die de regering onwelgevallig zijn de mond te snoeren. Het gaat immers om, volgens Dekker, ‘ongewenst’ gedrag van deze organisaties. Om zijn punt te maken, vergelijkt Dekker maatschappelijke organisaties in de toelichting zelfs met criminele organisaties.
‘Tegenwettelijk’
Naast deze voorgestelde regels hangt alle maatschappelijke organisaties het wetsvoorstel Wet bestuurlijk verbod ondermijnende organisaties boven het hoofd. Ook dat voorstel is in duidelijke bewoordingen door de Raad van State afgeraden. Dat voorstel kan ertoe leiden dat een maatschappelijke organisatie door Dekker bij een besluit (zonder tussenkomst van de rechter) verboden wordt verklaard. Deelneming aan de voortzetting van een dergelijke (vooralsnog) verboden organisatie is volgens dat voorstel een fors misdrijf. Als bestuurders vervolgens rechtsmiddelen tegen dat besluit willen instellen, plegen zij dus een misdrijf. Iedere maatschappelijke organisatie die op de radar van Dekker of het OM komt, kan het op basis van deze voorgestelde regels dus wel schudden.
Greenpeace verwoordde het bij haar commentaar op de aanpassing van de Wtmo als volgt: ‘Daarmee lijkt het wetsvoorstel precies datgeen in te houden wat Nederland recent lidstaten als Polen, Hongarije, Rusland en Turkije heeft verweten: namelijk een te verregaande overheidsbemoeienis waarbij burgerlijke ongehoorzaamheid, niet-door-de-overheid-goedgekeurde betogingen of andere vormen van activisme eenvoudigweg als ‘tegenwettelijk’ en ‘dus’ in strijd met de democratische rechtsstaat worden bestempeld.’ En dat is dus waarom de EU in het rapport over rechtsbescherming in Nederland de minister voor Rechtsbescherming op de vingers heeft getikt.
Juist de minister voor Rechtsbescherming zou toch moeten weten dat een rechtstatelijke democratie niet een staat is waar de meerderheid het absoluut voor het zeggen heeft, maar een staat is waar de minderheid juist behoorlijk beschermd is tegen die absolute macht van de meerderheid. Dat betekent dus dat er ruimte moet zijn om ongewenste meningen te mogen uiten en ongewenst gedrag te mogen vertonen zonder de dreiging van verboden en straffen omdat de meerderheid het ongewenst vindt. Geen van beide wetsvoorstellen mag wet worden in onze rechtstatelijke democratie.
Peter Goes is advocaat en bestuursvoorzitter van Stichting Je Goed Recht.
Bron: De Volkskrant