De Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR) is bedoeld om wanbestuur, onverantwoordelijk financieel beheer, misbruik van positie en andere ongewenste activiteiten binnen besturen te voorkomen.
Per 1 juli geldt de WBTR. Alle verenigingen en stichtingen moeten dan aan de wet voldoen. Veel organisaties vragen zich af welke gevolgen de WBTR heeft voor het bestuur en wat in de statuten aangepast moet worden. Hierop is geen eenduidig antwoord te geven. Het hangt af van hoe het bestuur en het toezicht op het bestuur binnen een organisatie is vormgegeven en wat in de statuten staat.
Wanneer het noodzakelijk is dat de statuten moeten worden aangepast, hoeft dat niet voor 1 juli te gebeuren. Statutenwijzigingen kunnen nog tot 5 jaar na invoering van de WBTR gedaan worden. In die tijd gaat de Wet boven de eigen statuten.
Om te zien welke actie u moet ondernemen om aan de WBTR te voldoen, kunt u gebruik maken van de onderstaande praktische checklist. Deze is ontwikkeld door de NOV, Platform voor Vrijwillige Inzet. De FIN mag deze voor haar leden gebruiken en daar willen wij hierbij de NOV en in het bijzonder Ronald Hetem hartelijk voor bedanken.
Als uit de checklist blijkt dat er aanpassingen nodig zijn bij uw fonds, of als u andere juridisch inhoudelijk vragen heeft, adviseren wij u contact op te nemen met uw eigen juridische adviseur(s).
1. Welk bestuursmodel heeft u?
De meeste vrijwilligersorganisaties kennen een collegiaal bestuur. Alle bestuursleden zijn en hebben een gelijkwaardige stem. Alleen bij het staken van de stemmen kan de voorzitter een doorslaggevende stem hebben. Dit is vaak al vastgelegd in de statuten. In de WTBR krijgen organisaties de mogelijkheid om voor een ander bestuursmodel te kiezen. Er kan gekozen worden voor een raad van toezicht of raad van commissarissen, of voor een monistisch bestuursmodel waar de uitvoerende en controlerende taken (toezicht) in één bestuur over verschillende bestuurders verdeeld zijn. Een organisatie met een collegiaal bestuur die voor een ander model wil kiezen zal de statuten moeten aanpassen.
2. Welke regels gelden voor aansprakelijkstelling?
Een bestuurder is wettelijk verplicht om zijn taken behoorlijk te vervullen. Wanneer sprake is van onbehoorlijk bestuur en er ontstaat schade kan de bestuurder voor die schade aansprakelijk gesteld worden. Het gaat hierbij niet om kleine fouten maar ernstig verwijtbaar handelen. In de WBTR wordt dat geëxpliciteerd, dat bij een faillissement bestuurders die zich schuldig maken aan fraude of andere vormen van ernstig taakverzuim hoofdelijk aansprakelijk gesteld kunnen worden.
Bestuurders hebben de verplichting hun taken behoorlijk te vervullen en kunnen daar op aan worden gesproken. Die behoorlijke taakvervulling houdt in dat u als bestuurder in elk geval handelt in overeenstemming met het statutaire doel en zich houdt aan in de wet en statuten omschreven verplichtingen.
3. Belang van de eigen organisatie voorop
In de WBTR worden bestuurders en toezichthouders van verenigingen en stichtingen verplicht zich bij het vervullen van hun taak te richten op het belang van de rechtspersoon en de daaraan verbonden onderneming of organisatie.
4. Een tegenstrijdig belangregeling
Een bestuurder moet ten alle tijden in het belang van de organisaties beslissen. Een bestuurslid die een tegenstrijdig of eigen belang heeft bij een bestuursbeslissing, neemt niet deel aan de beraadslagingen en de besluitvorming daarover. Als alle bestuurders in een vereniging een tegenstrijdig belang hebben dan verschuift de beslissingsbevoegdheid naar de algemene vergadering van de vereniging. Stichtingen hebben geen algemene vergadering daarom blijft de beslissingsbevoegdheid ook wanneer alle bestuurders een tegenstrijdig belang hebben bij het bestuur die dan wel schriftelijk moet vastleggen wat de overwegingen zijn die aan het besluit ten grondslag liggen. Dit schriftelijk vastleggen helpt bestuurders als achteraf verantwoording moet worden afgelegd. Organisaties mogen de tegenstrijdig belangregeling in de statuten anders, in een andersluidende regeling opnemen.
5. Regeling begrenzing meervoudig stemrecht
De WBTR geeft regels over het meervoudig stemrecht voor bestuurders van verenigingen en stichtingen. Voor de vereniging en de stichting komt te gelden dat een bestuurder niet meer stemmen kan uitbrengen dan de andere bestuurders tezamen. De begrenzing van het meervoudig stemrecht draagt bij aan de kwaliteit van het bestuur bij verenigingen en stichtingen en voorkomt dat één bestuurder zijn zin kan doordrukken. Wanneer organisaties in de statuten een regeling hebben dat één bestuurder meer stemmen kan uitbrengen dan de andere bestuurders tezamen, dienen deze verenigingen en stichtingen die regeling in de statuten aan te passen.
6. Ontstentenis en beletregeling
De WBTR verplicht organisaties een ontstentenis en belet regeling in de statuten op te nemen. Van ontstentenis is sprake als een bestuurder ophoudt bestuurder te zijn. Met belet wordt gedoeld op de situatie dat een bestuurder tijdelijk zijn functie niet kan of niet mag uitoefenen.
7. Ontslag van bestuurders van stichtingen
Tot slot is in de WBTR opgenomen dat een stichting een bestuurder door de rechter kan worden ontslagen wegens:
Op 3 mei 2021 om 11:00 uur organiseren wij een Online Koffietafel over dit onderwerp!